Het regent, oh wat regent hetDit is de eerste zin van een kindergedicht dat mijn moeder vroeger af en toe opdroeg. Zelf kwam ze ook niet verder dan deze zin, volgens mij. Of is dat zo in mijn herinnering, omdat ik niet verder kom? Het is een nogal lang gedicht. Op dagen als vandaag spookt deze zin me steeds door het hoofd, want man man man, wat régent het.
Het kindergedicht stond in een groot boek met kindergedichten en verhalen. Hierin stond ook het gedicht Kindersproke met als eerste couplet:
Nacht is niet boos, als hij komt de nacht, maakt hij de hemel open.
En duizend sterren en sterretjes komen zacht,
op gouden voetjes aangeslopen..
Tenminste, zo herinner ik het me. Ik zie dat het gedicht online iets anders gaat. Dit kindergedicht kon mijn moeder wél helemaal opzeggen, want dat had zij ooit uit haar hoofd moeten leren, om op het toneel op school op te zeggen. Oef
Het boek met gedichten en verhalen stond bij mijn tante in de kast. Het viel bijna uit elkaar, zoveel was het gelezen vroeger. Mijn zus heeft het nu. Daar staat het beter dan bij mij, denk ik. En sja, met maar één exemplaar moeten er keuzes gemaakt worden.
Gelukkig hebben we tegenwoordig internet. Wanneer een zin als deze door m'n hoofd spookt, hoef ik het alleen maar in te typen in een zoekmachine en kijk, daar heb je hem al:
Kindergedachten
Het regent – o wat regent het!
Ik hoor het uit mijn warme bed,
Ik hoor de regen zingen, –
Het regent, regent dat het giet –
Dat niemand daar nou iets van ziet
Van al die donkre dingen!
Het ruischt en regent en het spat –
Nou worden alle boomen nat
En plast het in de slooten, –
Het regent óver- óveral -!
O he! – daar loopt het zeker al
In straaltjes uit de goten!
Wat is dat gek en leuk geluid!|
Wat is het lekker om dat uit
Je donker bed te hooren: –
’t Is of de regen samen praat,
Of dat een kerel buiten staat
Te fluistren aan je ooren.
Nou druipt het in dat open gras –
Nou zal er wel een groote plas
Op alle wegen komen, –
Nou loopen nergens menschen meer –
Verheel je eens in zoo een weer -!
Daar wou ik wel van droomen.
En vroeg, morge’ in de zonneschijn,
Als dan de blaadjes zilver zijn,
Met druppeltjes bepereld –
Dan doe ik toch mijn eigen zin: –
Dan loop ik héél – en héél ver in
De schoongeworden wereld!
C.S. Adama van Scheltema (1877-1924)
uit: Eenzame liedjes (1906)
Iets meer enthousiasme over de regen, dan ik kan opbrengen, maar luisteren naar regen vanuit je warme bed is ook wat anders dan er doorheen moeten, denk ik dan maar. En nu ik het zo zie, moet ik toegeven dat m'n moeder sowieso het hele eerste couplet kon declameren.
* Het boek voor de jeugd, zoals hier afgebeeld, is volgens mij het boek dat mijn moeder en tante hadden.