"Mag ik u misschien een rare vraag stellen, wacht u op Paul*?" De serveerster van het eetcafé waar ik op een te harde houten stoel aan een tweepersoons tafeltje zit te genieten van een portie nachochips en een glas rode wijn, kijkt mij verwachtingsvol aan.
"Ja", zeg ik blij, ervan overtuigd dat Paul net gebeld heeft dat hij onderweg is. We hadden om 5 uur afgesproken en het is inmiddels kwart over 6. Dat is niets voor Paul, dus ik ben al bang dat we toch elders afgesproken hadden. Of op een ander tijdstip.
De serveerster zucht even en zegt dat ze zich wat zorgen maakt. 's Middags was Paul nog even langs geweest, had een paar biertjes gedronken en verteld over onze afspraak van vanavond. Hij verheugde zich erop en zou er om 5 uur weer zijn. Ik ben blij dat ik in elk geval op de juiste tijd en plaats was, maar maak me gelijk net als zij ook zorgen. Paul heeft geen telefoon, dus ik kan hem niet bellen. Hoe ik me voorstelde dat hij naar het café zou bellen, laat ik voor mezelf even in het midden.
Ik bestel nog een glas wijn, het wachten had mijn goede voornemen 'ik neem alleen spa rood' in rook doen opgaan. Bij wachten hoort wijn, kennelijk. Of bij de nacho's. Terwijl ik kleine slokjes neem besluit ik Paul dit glas nog de tijd te geven om te komen. Is hij er dan nog niet, ga ik naar zijn huis. Mijn telefoonnummer laat ik achter bij de bar, zodat ze mij wel kunnen bereiken. Enigszins gerustgesteld dat ik goed zit en actie kan ondernemen, lees ik verder in het tijdschrift over Olympische vrouwen.
"Hij is er hoor!" klinkt het ineens vrolijk vanaf de deur en daar zie ik Paul aankomen. Hij is verbaasd dat ik er nog ben, hij zou weggegaan zijn. Ook heel blij en dankbaar. Na de biertjes eerder die middag was hij thuis gaan douchen en 'even' voor de tv gaan zitten. Daar viel hij prompt in slaap. Om kwart over 6 schrok hij wakker en repte zich naar onze afspraak, ervan overtuigd dat ik al weg zou zijn. Maar als ik met mezelf ergens ben, ben ik altijd in goed gezelschap en niet ongeduldig. Ik had m'n telefoon (internet/facebook en spelletjes) en een tijdschrift. Daar houd ik het wel een tijdje op uit.
Het is als vanouds een gezellige avond. Paul en ik zijn collega's. Ooit deelden we een kantoor. Tegenwoordig doen we wel hetzelfde werk, maar op verschillende locaties. Gelijk de eerste dag dat we samen werkten kwamen we er al achter dat we dezelfde humor deelden. Op onze werkplek, waar het werk niet echt een uitdaging is, is zo'n collega zeer welkom. Regelmatig schalde zijn luide lach door de gang, zoals nu in het café, waar hij de mensen doet omkijken.
Ik heb geen spijt dat ik toch heb gewacht. Goed eten, fijn gezelschap, een heerlijk avondje weg. Aan het einde van de avond moe en zere knieën. Ook buikpijn, komt dat dan toch (ook) door de rode wijn? Of at ik teveel? Het maakt me op dit moment niet uit.
Later dan ik verwacht had, fiets ik naar huis. Het is kil, maar niet koud. Thuis klets ik nog even met zoon en man, waarna ik in bed duikel en in een diepe slaap val. Vanmorgen had ik nog pijn in knieën en buik. De hele dag voel ik een zware vermoeidheid in hoofd en spieren. De prijs die ik betaal. Maar ondanks dat zou ik het zo weer doen. Sterker nog, we doen het dit jaar nog weer, maar dan wel op tijd. Ben ik misschien ook vroeger thuis en minder moe.
*Paul is niet de echte naam van mijn collega
Geen opmerkingen:
Een reactie posten